Achteraf waren we heel erg blij met die schoenen. Ze hadden voorkomen dat mijn voetje alleen maar kneusde en niet verbrijzelde. Ik weet nog hoe ze eruitzagen nadat we waren gevallen, het leer gescheurd en de uitpuilende witte wattenvulling op sommige plekken rood van het bloed. Heftig.
Ik kon niet meer lopen, dus mijn gedesoriënteerde moeder heeft me opgetild en naar huis gedragen. Uittrekken van die schoenen was niet zo'n probleem, aangezien ze toch al aan gort waren, net als mijn sokjes. Mijn moeder belde de huisarts.
Tussen alle tranen en drama en aaitjes over mijn pluizige rode piekhaar kan ik me herinneren dat ik een eeuwigheid met mijn voet in een bak met soda gezeten heb en dat dat zeer onprettig was. Ik kon geen schoen aan mijn linkervoet, dus moest ik een paar weken lopen met een rechterschoen en een hele dikke sok aan mijn linkervoet. Het was winter. En koud. Maar ik voelde me heel erg stoer.
Ik heb er nooit bij stilgestaan dat mijn moeder zich ook een ongeluk geschrokken was, dat ik haar niet over háár haren heb geaaid, dat ik niet vroeg of ze ergens pijn had. Als je klein bent bedenk je je dat niet.
Op mijn linkervoet zit nog steeds het litteken van de spaken van mijn moeder. Het lijkt op een gezicht. Stel je voor dat we niet gewoon zomaar vielen, maar dat iemand met dat gezicht, het gezicht van mijn litteken, mijn voet tussen de spaken heeft gekregen.
No comments:
Post a Comment